De oorspronkelijke genade van het FIAT-apostolaat
“Jezus’ hart, bron van uitstorting van de Heilige Geest, hart van ons getuige zijn” de oorspronkelijke genade van het Fiat-Apostolaat
Abt Frederic Testaert, Abdij van Postel
De profeet Joël kondigde het aan dat bij de eindtijden de Geest zou komen over elke mens: “Ik zal mijn geest uitstorten over alle mensen” (3,1). Blijkbaar is in de 20ste eeuw een begin van deze profetie meer werkelijkheid geworden doorheen een nieuw Pinksteren. Inderdaad, onze 20ste eeuw is gekenmerkt door een heel bijzondere uitstorting van de heilige Geest.
Tussen 1895 en 1903 voelde zr. Helena (Elena) Guerra, stichtster van de Oblaten van de heilige Geest, (Lucca – Toscane) zich geroepen om een schrijven ter richten aan paus Leon XIII. Daarin dringt zij aan om werk te maken van een vernieuwing van de Kerk door een herontdekken van de heilige Geest. Zr. Helena was ervan overtuigd dat in die moeilijke periode, de Kerk terug moest keren naar het Cenakel om er te bidden voor een nieuw Pinksteren. De Paus beantwoordde dit aandringen met de apostolische brief Provida Matris caritate waarin hij vraagt dat heel de Kerk een gebedsnoveen tot de heilige Geest zou beleven tussen het feest van Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart en Pinksteren. In 1897 publiceerde deze Paus de encycliek Divinum illud munus, die integraal gewijd was aan de heilige Geest en Hij over de hele wereld zou worden aanroepen. Op raad van zr. Helena bad deze paus op 1 januari 1901, het eerste jaar dus van de 20ste eeuw, om de heilige Geest en zong hij het Veni Creator Spiritus in naam van heel de Kerk.
Dit bidden van de Paus tot de heilige Geest had een onverwacht resultaat. Diezelfde dag, 1 januari 1901, in Topeka (VS), vroeg Agnes Ozman, een protestants lid van een bijbelschool, aan pastor Charles Parham, de leider van deze school, om haar door handoplegging en door gebed de uitstorting van – “de doop in” – de heilige Geest te bekomen.
Daarop begon zij in tongentaal te spreken en de daaropvolgende dagen beleefden vele vrienden en de pastor hetzelfde.
Om deze spirituele belevenis te beschrijven maakt Agnes Ozman spontaan gebruik van de symboliek van Johannes: “Het was alsof stromen van levend water uit het diepste van mezelf vloeiden” (Cf. René LAURENTIN, Pentecôtisme chez les catholiques, 1974, p. 21-26).
Deze gebeurtenissen zijn als het ware het begin van de pinksterbeweging en in bredere zin, ook van de ‘pentecostal‘ beweging die in de 20ste eeuw vooral in de protestantse kerken (episcopaalse, presbyteriaanse, lutheraanse) en ook in de katholieke Kerk zelf weerklank vinden.
Toen in 1961, Johannes XXIII het 2de Vaticaans Concilie opende bad hij:
“Vernieuw nu vandaag,
als voor een nieuw Pinksteren, uw wonderbare daden
en geef aan de heilige Kerk:
dat in eensgezind en aanhoudend gebed,
met Maria, de moeder van Jezus,
en geleid door de heilige Petrus,
het Koninkrijk van de Heer zich over haar uitstrekt,
dat koninkrijk van gerechtigheid, van liefde en vrede. Amen”.
(Gebed van paus Johannes XXIII voor het Tweede Vaticaans Concilie. De laatste paragraaf is genomen uit Humanis Salutis van 25 december 1961, t.g.v. het aankondigen van Vaticanum II).
Het zal trouwens zr. Helena Guerra zijn die als eerste door paus Johannes XXIII zalig wordt verklaard en “apostel van de heilige Geest” wordt genoemd.
Bij het 2de Vaticaans Concilie en onder impuls van kardinaal Suenens brengen de Concilievaders uitdrukkelijk de ‘charisma’ onder de aandacht. (cf. L.-J. Suenens, Heilige Geest, Levensadem van de Kerk, deel I, p. 40) Kort na het afsluiten van dit Concilie, in februari 1967, beleefde een groep studenten en katholieke professoren aan de Duquesne universiteit (VS) de “uitstorting van de Geest”. De charismatische Vernieuwing is geboren en zal zich via de vele gebedsgroepen heel snel verspreiden over de VS én over de hele wereld. In het begin van de jaren ’70 hoorde Veronica O’Brien over dit gebeuren en sprak erover met kardinaal Suenens. Geïntrigeerd trok zij naar de VS om in diverse universiteiten dit ‘fenomeen’ te bestuderen. “Zij ontmoette er de voornaamste leiders en had er lange gesprekken (…). Haar globale reactie op de charismatische Vernieuwing in de VS formuleerde zij als ‘ja’ aan de genade van Pinksteren en ‘neen’ aan de pinksterbeweging (protestants).” (cf. L.-J. Suenens, Gods onvoorziene wegen, p. 201-2015).
Kardinaal Suenens ging eveneens naar de VS om ter plaatse te zien wat zich daar afspeelde. Veronica en kardinaal Suenens bevorderden de integratie van de charismatische Vernieuwing in de katholieke Kerk en de Kardinaal werd “de grote beschermheer van de charismatische Vernieuwing”.
Het is trouwens met die woorden dat paus Franciscus over kardinaal Suenens sprak in zijn
toespraak aan de leden van de charismatische Vernieuwing op 3 juli 2015 en daarbij ook referentie deed aan Veronica.
Kardinaal Suenens sprak over deze Vernieuwing met paus Paulus VI en met de leden van de Curie en bracht de leaders van de Vernieuwing ervan op de hoogte dat kardinaal Levada – een vriend van de Kardinaal – sprak over “‘geheugenverlies’ van de Curie aangaande de gaven van de heilige Geest aan de Kerk, nl. de eucharistie, de maagd Maria, de Paus als zichtbare factor van eenheid, de rijkdom van de katholieke leer en het ernaar handelen”. (The Charism of cardinal Suenens dans Retrieving Charisms for the Twenty-First Century, p. 165).
We mogen hopen dat deze pinksterervaring – beschreven door de apostelen Lucas en Paulus – nog maar aan het begin staat. Sprak de zalige Paulus VI op 25 december 1975 niet over de beschaving van de liefde?
“De wijsheid van de onderlinge liefde die de geschiedenis van de Kerk typeert door haar groeien in deugden en in werken ‒ terecht benoemd als christelijk ‒ zal openbreken in een nieuwe vruchtbaarheid, in het triomferend geluk, in een vernieuwend maatschappelijk leven. Niet de haat, niet de strijd, niet de gierigheid zal haar dialectiek – haar kennisleer – zijn, maar de liefde, de liefde die liefde voortbrengt, de liefde van mens tot mens (…). De beschaving van de liefde zal overwinnen op de koorts van onverbiddelijke maatschappelijke strijd. Zij zal de wereld de gedaanteverandering schenken van een mensheid die uiteindelijk christelijk is”. (Het was juist op het feest van de gedaanteverandering van 6 augustus 1978 at de zalige Paulus VI ons verliet).
Opdat het nieuw Pinksteren, dat het 2de Vaticaans Concilie kleur gaf in het tot stand brengen van een nieuw en onvoorzien dynamisme, al zijn vruchten zou dragen was het noodzakelijk dat alle bewegingen – zelf vrucht van deze “uitstorting van de Geest” – voortdurend de ontvangen gave zouden verdiepen. (Toespraak van paus Johannes-Paulus II tot de bewegingen in de kerk en de nieuwe gemeenschappen, 30 mei 1998).
Is het niet zó dat wij, zoals Johannes, moeten terugkeren naar de bron van elke gave, nl. Jezus’ doorboorde hart? Dat suggereert Patti Mansfield: “Als wij ons leven in de Geest willen verdiepen, dan moeten wij naar Jezus’ doorboorde hart gaan”. (Cf. Patti Gallagher Mansfield, Comme une nouvelle Penetecôte, p. 287). Meer dan ooit blijft Johannes’ onderricht actueel en – zonder in tegenstelling te zijn met dat van Lucas en van Paulus – brengt het verdieping die vandaag evenzeer noodzakelijk is als gisteren. De spiritualiteit van het hart van Jezus laat toe dat we de gevoelsmatige pinksterbeleving overstijgen om open te staan voor het mysterie van het kruis en om de “uitstorting van de Geest” te kaderen in het leven zelf van de Kerk. Net zoals de spiritualiteit van liefde van Jezus’ hart is deze “uitstorting van de Geest” nodig voor de opbouw van de Kerk (cf. 1 Co 12,7 ; LG 12).
De mystiek van Jezus’ hart laat toe om het ‘gevoelsmatige’ van een spirituele ervaring – vaak nodig tijdens een bekering – te overstijgen, om te komen tot geloof (cf. Joh. 20,29), tot liefde, tot innerlijk leven, tot contemplatie en tot een leven in dienstbaarheid. Het is door bij Maria en bij Jezus’ hart op school te gaan dat God maakt dat we trouw kunnen blijven aan deze genade van een “nieuw Pinksteren”.
Samen met de gave van een brandend hart (cf. Lc 24,32) geeft de heilige Geest ons de genade van evangelisatie, van verkondiging, t.t.z. de genade om als “trouwe getuigen van Christus en van de liefde van zijn heilige hart” te leven. De Geest die in ons hart woont, zet ons aan om “in woord en in daad, altijd en overal” getuigen te zijn van Christus. (FIAT-gebed). Graag herneem ik dan ook mijn vraag, een vraag aan ieder van ons: “Ben ik voor hen die mij omringen, voor hen die ik ontmoet, een bron van levend water? Laat ik stromen van wijsheid en liefde overvloeien naar mijn broers en zussen? Leef ik daadwerkelijk ‘in woord en daad, altijd en overal’ als trouwe getuige ‘van Christus en van de liefde van zijn heilig hart’? (FIAT-gebed).
Laten we deze vraag een voornemen, een gebed zijn:
“Heilige Geest,
geef ons dat wij
bezield door ons doopsel,
gevoed door de eucharistie,
vernieuwd door de genade van Pinksteren,
in woord en daad,
altijd en overal,
leven als trouwe getuigen van Christus
en van de liefde van zijn heilig hart”.